Bij de pagina “Onze familie van voor 1900”
Over het voortbewegen (bomen) van zeilschepen door de Amsterdamse grachten
Ellebogenstoom
Zeilen in de stad was onbegonnen werk. Tot de rand van de bebouwing lukt dat nog wel maar dan dekten de huizen de wind af of ontstonden draai- en valwinden waarop niet vooruit te komen was, zeker niet in een drukke stad als Amsterdam. Wat van daar af meestal toegepast werd was de vaarboom, een (7 m) essen- of vurenhouten boom met een flinke knop (druif) aan het ene eind en een klauw aan het andere eind. Die klauw was om de boom niet te diep in de weke modderbodem te laten verdwijnen, de druif om borst of schouder tegen te leunen. Met zijn hele gewicht hing de schuitenvoerder tegen de vaarboom en al lopende over het dek duwde hij de boot vooruit. Niet te snel, want remmen was er niet bij. De kunst was de boot uit te laten drijven zodat die ter hoogte van de aanlegplaats nauwelijks nog vaart had en op de bolder afgeremd kon worden. Als ook nog de mast gestreken werd
kon zo’n boot tot ver in de stad doordringen. Een aantal bruggen had een oorgat zodat de mast niet eens overal gestreken hoefde te worden. Dat kon alleen als de mast niet gestaagd was, wat heel gebruikelijk was bij beroepsvaartuigen. De goederen konden ook overgeladen worden op lichters of zolderschuiten, een typisch Amsterdamse vinding. Maar ook die werden door de stadswateren ‘geboomd’ en als de lezer niet al te jong is heeft hij dat zelf nog wel kunnen waarnemen. Derde kwart 19e eeuw kwamen stoommachines op sleepboten en veerboten in gebruik en ver in de 20e eeuw pas dieselmotoren. Gemotoriseerde dekschuiten is een nog latere ontwikkeling.
Bootshaken
Bootshaken zijn een andere manier om in een stad vooruit te komen met schepen. De bootshaak werd bevestigd aan een iets lichter uitgevoerd boom en heette dan een vaarhaak. Met de stalen haak en punt kon respectievelijk een vast punt naar je toe getrokken worden of juist van je afgeduwd. Daar waren eigenaren van die vaste objecten nooit blij mee, omdat de stalen haak vaak beschadigingen veroorzaakte. Van de middeleeuwse praktijk in de Damsluizen is bekend dat per stadskeur het verboden was in de (met hout overkluisde) sluis een bootshaak te gebruiken, op straffe van een hoge boete of erger. Bij het manoeuvreren verloor menig varensgast toch nog zijn bootshaak, getuige de vondst van meer dan 350 bootshaken bij de aanleg van de Noord-Zuidlijn
Bron: artikel van Theo Bakker: Beurtvaarders, trekschuiten en overzetveren http://www.theobakker.net/pdf/beurtvaart.pdf
ZAKBOEKJE VAN PIETER BLOM VAN ZIJN DIENSTTIJD BIJ DE MARINE 1888-1893
menukaart huwelijk oom Albert en tante Geer 1933
FEESTMAALTIJD
ter gelegenheid van het Huwelijk. op 27 Juni 1933 te Apeldoorn. van DEN WELEDELGESTR.HEER
Mr. ALB. BLOM
en
MEJUFFROUW
GEERTJE VAN DER SCHUIT
VERSCHILLENDE VOORGERECHTEN ASPERGESOEP BIEFSTUK -KALFSOESTERS
VERSCHILLENDE GROENTEN EN AARDAPPELEN
GEBRADEN POULARDES METINGELEGDEVRUCHTEN
IJS
FRUIT KOFFIE
I~~~~.,…'”””,
L’
~– —
overlijdensberichten
de Reinier Claeszensstraat
foto met namen huwelijksdiner Piet Blom en Hil Peppink
Brief van To Peppink aan haar nicht Hil Peppink
brief van Truus Ladru aan haar schoonzus Dirkje de Groot over arrestatie Albert Blom in 1943
bij pagina Toon en Truus
1. Wilhelmina Hendrika Ladru-van der Horst, moeder van de bruid <> 2. Dirkje Blom, zuster van de bruidegom <> 3. Annie, dochter van Dirk en Truus Blom <> 4. Dirk Blom, vader van Annie en Truus en broer van de bruidegom <> 5. bruidegom Anton (Toon) Blom <> 6. bruid Truus Ladru <> 7. Riek Ladru, oudere zuster van de bruid <> 8. Arnold Blom (broer van Toon) <> 9. Annie Ladru, oudste zuster van de bruid <> 10.Jo Ladru, oudste broer van de bruid <> 11. Rietje Ladru, jongere zuster van de bruid <> 12. Map Ladru, jongste zuster van de bruid <> 13. Henk Ladru, jongste broer van de bruid <> 14. Piet Blom, broer van Toon <> 15. Hil Peppink, verloofde van Piet Blom <> 16. Piet Blom, broer van de bruidegom <> 17. Truus Blom, vrouw van Dirk Blom, moeder van Annie Blom <> 18. Geer van de Schuyt(met monocle), verloofde van Albert Blom <> 19. tante Koos, zuster van opa Blom en inwonend bij Opa en Opa Blom <> 20. Pieter Blom, vader van de bruidegom <> 21. Albert Blom, broer van de bruidegom <> 22. Johannes Ladru, vader van de bruid <> 23. Annie Blom-van Dusseldorp, moeder van de bruidegom.
__________________________________________________________________________
Bij de pagina vervolg oorlogsjaren Carel-Willem de Groot
April-mei-staking 1943
Tegen het in krijgsgevangenschap roepen van militairen: De vrijwel vergeten staking van 1943
Tijdens de oorlog hebben arbeiders niet heel vaak gestaakt. Dat was te gevaarlijk. De bezetter had al enkele dagen na de overgave door de Nederlandse regering een verbod op stakingen uitgevaardigd en de meeste mensen hielden zich daaraan. Weliswaar zijn er enkele voorbeelden bekend van kleinere acties die nauwelijks tot repressie leidden, maar na de Februaristaking van 1941 was dat vrijwel afgelopen. Duidelijk was dat de Nazi’s evenals in eigen land iedere staking met grof geweld zouden neerslaan.
Toch is er een heel grote, bijna algemene staking geweest die nauwelijks bekend is. De Februaristaking wordt terecht ieder jaar groots herdacht , maar de staking waar ik nu op doel moet het met heel wat minder doen. Omdat het centrum van de actie niet in de hoofdstad lag? Omdat de staking geen speelbal van politieke belangen is geworden? Omdat de werknederlegging vooral op eigen belang was gericht? Wat de reden ook is, het 75-jarig jubileum is een goede aanleiding er ook hier extra aandacht aan te schenken. Zoals ook de NOS op 4 mei na dodenherdenking de staking in herinnering zal roepen. En niet te vergeten de anonieme herdenkingen die sinds enkele jaren plaatsvinden in Hengelo onder de naam van Iser Koeperman.
De uitbraak
Het is op 29 april exact 75 jaar geleden dat in Twente de arbeiders het werk neerlegden. Om precies te zijn bij de Machinefabriek Gebr. Stork & Co. In Hengelo. Zij reageerden daarmee op een proclamatie van General der Flieger Fr. Christiansen, de Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden die aan het begin van de middag een proclamatie had doen uitgaan. Hierin stond een strafmaatregel voor de voormalige soldaten van het Nederlandse leger. Dezen waren na de overwinning van de Duitsers in vrijheid gesteld in de hoop dat zij zich zouden onthouden van verzet tegen de nieuwe machthebber. Het was echter gebleken dat zeer velen zich niet aan die voorwaarde hadden gehouden en daarom beval Christiansen dat zij allen weer in krijgsgevangenschap zouden terugkeren. Op plaatsen waar nog voorzichtige restanten bestonden van de vooroorlogse onderlinge verbondenheid van arbeiders barstte het verzet vrijwel direct spontaan los. Achteraf was niet meer na te gaan wie de stoot tot neerleggen van het werk heeft of hebben gegeven, maar dat dit vooral vakbondsactivisten waren staat wel vast.
Dat was in eerste instantie bij de reeds genoemde fabriek, waarover de geschiedschrijver van de staking in 1950 schreef: ‘Het is een vaststaand feit, dat na Generaal Christiansen’s bekendmaking van Donderdagmiddag 29 april 1943, de eerste stakingen hier te lande in Twente begonnen. Wij kunnen het begin van de staking zelfs nog nauwkeuriger lokaliseren: het werk werd het eerst neergelegd bij de Machinefabriek Gebr. Stork & Co. N.V. te Hengelo, kort na schafttijd, ’s middags tussen twee uur en half drie. (P.J. Bouman, De april-mei-stakingen van 1943, ’s-Gravenhage 1950, p. 47).
Daarna verspreidde de staking zich als een olievlek over het land, hoewel op sommige plaatsen, zoals bij Philips in Eindhoven, de staking vrijwel gelijktijdig en onafhankelijk begon. Hier dus geen pamflet van communisten dat de lont in het kruitvat stak zoals het beroemde Staakt!!!Staakt!!!Staakt!!! manifest van februari 1941. Ook was er geen sprake van een centraal commando zoals de oproep van de regering in ballingschap die in 1944 de arbeiders van de spoorwegen aanzette tot een massale en langdurige staking. De staking die op 29 april 1943 uitbrak was een uiting van een massaal gevoelde woede die leidde tot het neerleggen van het werk. Soms in navolging van anderen die men over straat zag lopen, soms zonder ook maar de geringste kennis te hebben van de acties van mede arbeiders in andere bedrijven.
Enkele malen in de geschiedenis van Nederland is een algemene staking uitgeroepen door de vakbeweging. Denk aan de tweede spoorwegstaking van 1903 of de 1 uursstaking van 1970 tegen een loonmaatregel van de regering, maar nooit was de massaliteit zo overweldigend als op die voorjaarsdagen in 1943. Honderdduizenden volgden hun solidariteitsgevoel met de jongens en mannen onder hen die weer in krijgsgevangenschap zouden worden gevoerd en ongetwijfeld een moeilijke tijd tegemoet gingen. Bij zijn boek voegde Bouman enkele kaarten van Nederland waarop de regionale verspreiding te volgen is.
Massale deelname
Voor een geschiedschrijver is het meestal ondoenlijk om alle details achteraf te reconstrueren. Dat blijkt uit het volgende. Onder de honderdduizenden stakers waren ook vele honderden misschien wel duizenden deelnemers in een klein industriestadje als Delft. Hoe betrouwbaar die aantallen zijn is moeilijk achteraf te bepalen. Bouman noemt een aantal van 3.200 voor de stad van Calvé en de Gist- en Spiritusfabriek maar dat aantal komt niet overeen met de aantallen die worden genoemd in het archief van de plaatselijke Gemeentepolitie (Stadsarchief Delft, inv. 147, archiefnummer 575). In dat archief worden andere aantallen genoemd. Geen 900 bij de Gistfabriek maar 368 van de in totaal 700 arbeiders, geen 300 bij de Lijm- en Gelatinefabriek maar 192 en geen 400 bij Calvé maar 235. De politielijst geeft aan dat bij elf bedrijven door 2.087 arbeiders is gestaakt. Een kleiner aantal dan Bouman geeft, maar nog steeds een respectabele hoeveelheid mensen die een of enkele dagen uiting gaven aan een geest van verzet.
Al kloppen de aantallen niet helemaal, de beschrijving van de staking in Delft is wel in overeenstemming met het politieverslag. Daar is sprake van het begin der staking op 30 april om 10.30 uur bij de Nederlandsche Kabelfabriek nadat zij bericht hadden ontvangen dat in Alblasserdam het werk was neergelegd. Zij verlieten de fabriek waarop de arbeiders van nabij gelegen metaalfabrieken ook naar buiten kwamen. Hun aanwezigheid op straat verleidde ook de arbeiders van andere fabrieken tot deelname. Als laatste sloot de Porceleyne Flesch zich aan, om 7 uur ’s ochtends op 1 mei. De staking had zijn hoogtepunt bereikt en of het er nu 3.200 of 2.100 waren, er waren veel deelnemers.
En zo ging het in veel steden en dorpen. Alleen de grote steden bleven achter. Den Haag omdat daar het machtsvertoon van de bezetter zo overweldigend was dat men zich had leren beheersen. Daar werd vooral gestaakt door de meisjes van de telefooncentrales en de typekamers. Rotterdam omdat daar na het bombardement van 14 mei 1940 een soort angstpsychose heerste, een angst die nog werd versterkt toen de Duitsers direct versterkingen lieten aanrukken na de eerste aarzelende stakingen. Ook in Amsterdam werd wel gestaakt, maar deze stad bewaarde nog de herinnering aan de Februaristaking die met grof geweld was onderdrukt. Nee, de staking van april-mei was er vooral een van de middelgrote plaatsen en het platteland.
Dat laatste kwam tot uitdrukking in het feit dat ook zeer veel boeren in staking gingen, waardoor er weinig melk aan de fabrieken werd afgeleverd, reden waarom de april-meistaking ook wel bekend is geworden als de ‘melkstaking’. Overigens staakte men ook in het Westland massaal, dus we kunnen met een gerust hart de tuinders aan de boeren toevoegen als het om deelnemers aan het verzet gaat.
Al kloppen de cijfers van Bouman niet altijd exact met andere gegevens, de verdeling die hij geeft van de fabrieksstaking in het land geeft ongetwijfeld een goed indicatie voor de landelijke verspreiding.
Overijssel 25.193
Groningen 2.550
Brabant 36.362
Utrecht 2.365
Zuid-Holland 15.452
Friesland 1.182
Noord-Holland 12.720
Drenthe 950
Limburg 6.105
Zeeland 450
Gelderland 5.275
Nederland (totaal) 108.604
Een totaal van 108.604, welk aantal we met een gerust hart kunnen verdubbelen gezien de lijst van bedrijven waar gestaakt werd, maar waarvan Bouman geen aantallen geeft.
Het ging hier om een met recht nationaal te noemen staking. Ook in Brabant bijvoorbeeld bij de Philipsfabrieken in Eindhoven en diverse fabrieken in het nabij gelegen Helmond legde men massaal het werk neer. Of in Limburg bij de mijnen. In totaal waren er naar schatting enkele honderdduizenden mensen in staking.
Het einde der staking
De ernst van de situatie was de bezettende macht al snel duidelijk. Reeds op 30 april, nadat vanuit alle provincies berichten binnen kwamen van de uitbreiding der staking, kondigde de hoogste SS-baas Rauter het standrecht af. Her en der werden tientallen mensen (vrijwel) zonder enige vorm van proces gefusilleerd. Een zeer treurige gebeurtenis vond plaats te Marum in Groningen. Op geruchten dat er barricades waren opgericht (in werkelijkheid was een omgehakte boom over de weg gevallen) kwam de Sicherheits Dienst (SD) naar het dorp en executeerde 17 personen. Vier arbeiders van scheepswerven in Hardinxveld kregen de kogel. De lijst kan moeiteloos worden aangevuld met andere voorbeelden van Duits geweld.
Dit harde optreden maakte per 3 mei een einde aan de staking hoewel op sommige afgelegen plaatsen het verzet nog doorging, zoals in Friesland en Noord-West Brabant waar de laatsten pas op 7 mei weer aan het werk gingen. Uit diverse bedrijven kwamen ook berichten dat de staking werd voortgezet met sabotageacties. Maar het openlijke, massale verzet was voorbij. Himmler bedankte Rauter en zijn mannen uitbundig voor het neerslaan van het verzet. De bezetter maakte van de verslagenheid gebruik door het nemen van een aantal maatregelen die duidelijk moesten maken wie de baas was in Nederland. Studenten die hadden geweigerd een loyaliteitsverklaring te tekenen aan het bewind moesten zich melden, mannen in de leeftijd van 18 tot 35 jaar dienden zich te melden voor de Arbeidsinzet en tenslotte volgde op 13 mei het bevel tot inlevering van radiotoestellen. De Duitse hoop het Arische broedervolk aan zijn zijde te kunnen krijgen was de bodem ingeslagen.
De staking heeft geen enkel concreet resultaat opgeleverd, maar wel een psychologisch: de geest kreeg hierdoor een impuls voor verder verzet tegen de Duitse bezetting. Voor de tweede keer hadden Nederlanders massaal laten zien niet gediend te zijn van vreemde overheersing.
Sjaak van der Velden
April/mei 2018
xxx