wapen Herwijnen en tekst

 

herwijnen dorpskern potlood
Herwijnen, de oude dorpskern

Waar deze pagina over gaat

Eerst maar waar deze pagina niet over gaat: niet over de geschiedenis van Herwijnen in z’n algemeenheid. Daarvoor bestaat er een actieve vereniging met een eigen website en verenigingsblad: de Historische Vereniging “Den Ouden Dijk”. 
Bijna al ons voorouders waren schippers. Zowel van de kant van de Blommen als die van de Van Dusseldorps. Er is veel materiaal over de binnenvaart op de rivieren in vroegere eeuwen. Daar gaat deze pagina dus ook niet over.

Wat we wel willen beschrijven is wat we weten over schippers zoals onze voorouders in Herwijnen, hun vaartochten, hun schepen, hun families. Dat zal moeilijk zijn, want schippers konden meestal niet schrijven. Dus we zullen het moeten halen uit archieven, wat anderen over dat schippersleven schreven, registers, enz. We beginnen dus aan een lange zoektocht en zullen deze pagina stukje bij beetje op bouwen.

Veel van onderstaande tekst hebben we ontleent aan de doctoraalscriptie uit 1966 van A.T. Donker, sociaal geograaf, met als titel”: “De emigratie vanuit de gemeente Herwijnen naar de Verenigde Staten van Noord Amerika (1850-1920)”

En veel foto’s zijn afkomstig uit het archief van George Fockert: http://gfockert.home.xs4all.nl/.

En twee foto’s hebben we al:

het kanaal steenfabriek herwijnen2

Beide foto’s betreffen het kanaal in Herwijnen bij de steenfabriek omstreeks midden jaren 20 van de vorige eeuw het kanaal steenfabriek Herwijnen1

Herwijnen oude dorpskern 2006
de huidige oude dorpskern

Herwijnen is een dorp in de Tielerwaard in de provincie Gelderland. Het oudste deel van het dorp is een dijkdorp en is gelegen langs een deel van de Waaldijk over een lengte van ongeveer vijf kilometer. De naam Herwijnen komt al in het jaar 850 voor. Het dorp bestaat dus al meer dan 1150 jaar. Herwijnen was een rijk dorp en kende in de Middeleeuwen vier belangrijke kastelen.

Herw1754
Herwijnen aan de Waal in 1754
de Waal
de Waal bij hoog water
herwijnen anno nu
het hedendaagse Herwijnen aan de Waal

 

 

 

 

 

 

 

 

Oorspronkelijk was het rivierengebied niet door dijken beschermd. De akkercomplexen lagen hoog genoeg, terwijl gebieden die wel met wateroverlast te maken hadden als weiland werden gebruikt. Men legde vervolgens kaden (een zijdwende) aan, niet langs de rivier maar juist dwars er op, om wateroverlast van een hoger gelegen buurtnederzetting te voorkomen. Al snel kwamen er achterkades. Deze zorgden er voor dat overstromingswater, dat wegstroomde via de komgebieden, niet alsnog via de achterdeur naar binnen kwam. Vochtige hooi- en weilanden werden nu omgezet in bouwland, waardoor er ruimte was voor nieuwe boerderijen. Eind twaalfde eeuw werd de wateroverlast groter door klimatologische veranderingen en door inklinking van het veen in het westelijk rivierengebied. Hierdoor werden kaden aangelegd langs de rivier. Door de groei van de bevolking kwam er steeds meer vraag naar akkerland op de oeverwallen. De komgronden werden door het graven van sloten ontwaterd. Deze sloten kwamen uit op weteringen die weer uitwaterden op het laagste gedeelte van de kom of op de rivier. Mede door de hertogen van Gelre, hoewel het initiatief waarschijnlijk is uitgegaan van de bewoners in het gebied, kwam er een dijkgraaf en heemraden. Ondanks deze zorg voor de dijken, wist men niet altijd de voeten droog te houden. Het gebied werd met name in 1740/41 en 1809 hard getroffen en Lingewaal kent verschillende “wielen”, plassen veroorzaakt door een dijkdoorbraak.

dijkdoorbraak Waaldijk bij Tiel 1830
dijkdoorbraak Waaldijk bij Tiel 1830

 

Kerkeneind
Kerkeneind
Boveneind
Boveneind

Herwijnen kent traditioneel drie ruimtelijk gescheiden kernen.  Door de bevolking aangeduid met de benamingen “Boveneind”, “Kerkeneind” en “Benedeneind”. De gemeentelijke administratie spreekt resp. van wijk A, B en C. Wijk C omvat naast het Benedeneind dan ook de schaarse bewoning in de polder en bovendien nog de bebouwing langs dat deel van de Lingedijk, dat ook tot de gemeente Herwijnen behoorde.

Het Kerkeneind had de meest duidelijke centrumfunctie, hetgeen tot uiting kwam in het feit dat daar de Hervormde Kerk, de school en het gemeentehuis gevestigd waren. Niettemin waren het drie aparte wereldjes, hetgeen o.a. geïllustreerd wordt door de verspreide ligging van allerlei winkeltjes over de drie wijken. Heel duidelijk komt dit echter tot uitdrukking in het migratiepatroon. Het grote aantal verhuizingen binnen de eigen wijk in vergelijking tot die naar buiten, wijst op een sterke geslotenheid van de drie kernen. Op 9 juli 1849 wonen in wijk A, B en C respectievelijk 120, 100 en 150 gezinnen.  In totaal telde het dorp in de tweede helft van de 19e eeuw zo’n 1800 – 1900 inwoners

Herwijnen ten tijde van onze  voorouders

We beperken ons tot de periode waarin onze voorouders Pieter Blom en Anna van Dusseldorp er geboren werden en later naar Amsterdam zouden verhuizen. Dus van pakweg 1850-1890. We weten niet of ze een huis hadden in Herwijnen. Ze waren immers schippers, zoals de meesten van onze voorouders en woonden op hun schip. De scheepvaart was in Herwijnen een belangrijke bron van inkomsten. De visserij, vnl. zalm, en het transport van producten uit de landbouw, zoals graan, hooi, bieten, rijshout, bakstenen en vooral aardappels. We weten dat Pieter, Anna en hun andere familieleden vooral aardappels vervoerden en hooi voor de paarden van de cavalerie die in Amsterdam gelegerd was. Als het even kon probeerden de schippers op zondag in hun thuishaven door te brengen. De schepen meerden dan af in de  kom, want Herwijnen had toentertijd geen haven. Goederen en personenvervoer gebeurde dus met kleinere schepen van en naar de wal. Iets is er nog over van die kom, zoals uit onderstaande foto blijkt:

hwijnen kom
de kom, wat er nog van over is, heden

Al hun kinderen werden in Herwijnen geboren. Aan boord? Dat lijkt onwaarschijnlijk gezien de geringe wooruimte die men aan boord had en men daar vaak met grote gezinnen en andere familieleden moest leven.

Waarom hebben onze families, Blom en van Dusseldorp Herwijnen verlaten? Hoe was de economische toestand daar? Waren onze voorouders arm? Kort voor de geboorte van Anna en Pieter was de situatie in het dorp desastreus:

  1. er speelde een godsdienstige strijd
  2. aardappels waren het belangrijkste landbouwproduct in Herwijnen. Er was zelfs een aardappelbeurs, maar jaren achtereen verwoeste de aardappelziekte de oogsten.
  3. Er was geen vervangende werkgelegenheid. op de steenfabrieken na was er in de Tielewaard geen industriële ontwikkeling.
  4. Er was sprake van voortdurende wateroverlast en met name de lager gelegen akkerbouwgronden waarop aardappels verbouwd werden stonden vaak onder water.
  5. Er werden in Herwijnen veel aardappels verbouwd vanwege de grote bevolkingsdruk. Velen leefden in bittere armoede, net als 20% van de gehele Nederlandse bevolking. Dus geen aardappels betekende geen eten, geen inkomsten, geen werk. Nederland werd in de 19e eeuw herhaaldelijk geplaagd door landbouwcrises.

De godsdienststrijd

Jan Willem Boellaard 1772-1830 burgemeester en vader van Dirk de burgermeester
img185
Dirk Boellaard, oud militair en de burgermeester tijdens de godsdiensttwisten
Boellaard burgermeester Herwijnen
een 20 eeuwse nazaat van de Boellaardfamilie

Het dorp was overwegend Ned. Hervormd, maar begin 1830 was de rust voorbij. Er ging geen leiding meer van de kerk uit en zij kwam onder staatstoezicht te staan. Dit stuitte op weerstand op een deel van de gelovigen die zich van de Hervormde kerk afscheidde en de: “Christelijk afgescheiden Gemeenten in Nederland”  stichtten. Onze voorouders moeten daartoe behoord hebben. Op 18 mei 1835 verzocht de gouverneur van Gelderland de burgermeester van Herwijnen, Dirk Boellaard, om maatregelen tot wering van godsdienstige vergaderingen van deze afgescheiden groep te nemen. Een paar maanden later werd hem dat nogmaals verzocht en begin 1836 kwam een bericht uit Zaltbommel dat een detachement van vier man cavalerie naar Herwijnen gezonden zou worden om orde op zaken te stellen. April 1836 werd opnieuw verzocht om maatregelen te nemen. Burgemeester Boellaard stelde op 11 mei voor om geen rigoureuze stappen te ondernemen  in afwachting van de debatten in de 1e en 2e Kamer. Onder druk van de staat was Boelaard genoodzaakt impopulaire maatregelen te nemen.  

Uit de scriptie van A.T.Donker:

Mag er in de eerste jaren van de Afscheiding over het gehele land reeds sprake zijn geweest van “bijna ongelooflijke vervolgen”, wat zich in Herwijnen heeft afgespeeld tart iedere beschrijving. Reeds de dag nadat de “afgescheidenen” hun eerste godsdienstoefening hebben gehouden, richt burgemeester Boellaard  een schrijven aan de “ketters”, waarin hij hen niet alleen mededeelt deze bijeenkomsten niet te kunnen dulden, maar hij dreigt direct al met het “formeren van procesverbaal” en kondigt bovendien aan, dat hij nieuwe bijeenkomsten “met den sterken arm” uitéén zal laten drijven.

Dat dit geen loze dreigementen waren moesten de “afgescheidenen” reeds bij de volgende bijeenkomst ervaren: “daarna trad den burgemeester met een dragonder binnen en vroeg nogmaals of men wilde uit één gaan: den ouderling antwoordde nogmaals dat men in de Vreeze des Heeren bij een was en derhalven op geen bloot bevel van een mensch niet konden scheijden: toen wierden wij door hem aan het krijgsvolk overgegeven en werden meer dragonders binnen geroepen en toen begon met de menigte buiten te stootten totdat het geheele huis leedig was, den eigenaar niet uigezonderd die bovenanderen nog een slag met den pallas kreeg: verder werden wij onder vloeken zwaar bedrijgt indien men weeder zou onderneemen om zamen te komen …. En den plaats des Godsdienst bleef bezet door 3 dragonders die den geheelden Paasdag met sterken drank te drinken in de plaatse des gebeds zig vermaakt hebben”

Als de “afgescheidenen” niettemin volharden, regent het veroordelingen. In 1836 worden vier kerkeraadsleden ieder vier maal veroordeeld tot het betalen van hoge boetes. Daarnaast wordt de plaatselijke leider van de afscheiding Dielis van Zanten in dat jaar veroordeeld tot het betalen van een aantal boetes tot een totaal bedrag van ƒ 484,48. In het jaar daarop wordt Van Zanten alleen al beboet tot een totaal bedrag van ƒ 1.284,10! Een kolossaal bedrag voor een tijd, waarin een huisarts voor een visite ƒ 0,25 vraagt! Veelal weigerde men deze boetes te betalen, waarna gerechtelijke verkoping van persoonlijke bezittingen volgde. Hierbij speelden zich vaak wilde tonelen af, waarbij het gebruik van de blanke sabel niet geschuwd werd. Ook volgde wel vrijheidsberoving. Eén van de plaatselijke leiders der “afscheiding” bracht zelfs meer dan een half jaar in de gevangenis in Tiel door.

Niet alleen uit de archiefstukken rijst het beeld van zelfs voor die tijd ongewoon hevige vervolgingen. Ook de schaarse literatuur wijst in dezelfde richting. Keizer noemt de toenmalige burgemeester “één der geduchtsten in de openbaring van zijn haat” . Ook Deddens noemt hem met name en schildert hem af als “zeer fanatiek tegenover de seperatisten” .

Hoezeer de gebeurtenissen in Herwijnen zelfs in die tijd buiten het normale patroon vielen, blijkt wel uit het feit, dat de eerste Synode der gescheiden kerken, die van 2 t/m 12 maart in het jaar 1836 te Amsterdam bijeen was, de Herwijnse tragedie uitvoerig besproken heeft.Wanneer deze Synode een smeekschrift richt aan Koning Willem I, wordt zelfs een afzonderlijke schrijven bijgevoegd, waarin men uiteenzet wat zich zoal in Herwijnen heeft afgespeeld. Wel een bewijs dat er in deze gemeente inderdaad ongewoon hard is opgetreden.

Keizer zegt: “De vervolging woedde in de Betuwe, uitgezonderd in het uiterste deel van de Beneden-Betuwe (kennelijk doelt hij hier op Herwijnen) niet heftig”. Het feit, dat er elders nauwelijks of geen “afgescheidenen” waren, zal hiervoor wel de verklaring zijn.

Na ruim zeven jaar van vervolging (boetes, vrijheidsberoving, geweldpleging, broodroof en brandstichting) wordt de afgescheiden gemeente in maart 1843 door de koning erkend. Maar wie, zoals schrijver van “lotgevallene en Handelinge….” nu verwachtte dat “alle vervolging omtrent den Godsdienst opgehouden was” ), vergiste zich. Toen de wettelijke vervolging eenmaal tot het verleden behoorde, bleef wat Van Hinte “de maatschappelijke vervolging” noemt bestaan (verachting, economische boycot) .

Zo lezen we ook na 1843 nog van allerlei ernstige en minder ernstige plagerijen. Het is tekenend voor de slechte verstandhouding die bestond tussen de wettige overheid en de dissendenten, dat in de gemeenteverslagen, welke jaarlijks gezonden moesten worden aan de “Gouverneur te Arnhem” tot 1850 het bestaan van de Christelijk Afgescheiden Gemeente verzwegen wordt, ondanks dat daar nadrukkelijk naar werd gevraagd. Na 1850 volgen mededelingen als : “Van de Afgescheidenen kan ik U niets vertellen”….. “Bedriegen zij (= afgescheidenen) ons niet, dan …” Voorts is het duidelijk, dat er ernstig gediscrimineerd werd. De onwelwillendheid van de overheid tegenover de “afgescheidenen” blijkt ondermeer uit een niet verzonden ontwerp van een schrijven, dat als antwoord bedoeld was op het verzoek van de diaconie der Christelijk Afgescheiden Gemeente om bijstand uit de gemeentekas in verband met de nijpende armoede, welke het onmiddellijke gevolg was van de mislukte aardappeloogst. In dit concept deelt de burgemeester mede, dat de “afgescheidenen” gezien “de grondslagen waarop de afgescheiden gemeenten gevestigd zijn (…) alle aanspraak op subsidiën (…) verloren hebben”.

De burgemeester vond dit antwoord bij nader inzien kennelijk toch wat al te bot, en doet in het wel verzonden schrijven, van 12-1-1846 de vage toezegging de zaak in de raad te zullen brengen, mits eerst inzage kon worden verkregen in alle daarvoor in aanmerking komende stukken, wel wetende dat deze voorwaarde een onoverkomelijke hinderpaal zou vormen. Voorts voegt hij er aan toe, dat de bij het verzoekschrift gevoegde lijst van 123 “zoogenaamde” behoeftigen “veel te lang was, omdat er geërfden en ambachtslieden in de kracht hunner jaren” bijstonden, en dat hij daarom een groot aantal namen geschrapt heeft. Duidelijker drukt de burgemeester zich echter uit in een geheel ander schrijven, waarin hij onomwonden zegt: “ik bedoel met de afgescheidenen, daar ik die volstrekt niet wilde enoucupeeren op gelijke linie …”.

De ouders van Pieter en Anna (die zelf pas in 1868 geboren zijn) moeten zwaar geleden hebben onder deze vervolgingen. En de families bleven tot een godsdienstige minderheid behoren. Hoe weten wij dat de christelijk gereformeerden voortkomen uit de Christelijk afgescheidenen? Dat staat beschreven in het boek ” Uit de geschiedenis der Gereformeerde Kerken: Vuren, Herwijnen, Ommeren …” door G.Keizer en gepubliceerd in 1905. Daarin staat:

Tusschen 15 — 24 Juni 1869 was de Synode te Middelburg gehouden, alwaar de Chr. Afgesch. Ger. Kerk tot vereeniging kwam met de zoogenaamde //Kruisgezinden^, de Gemeenten van het Kruis, vandenzeifden oorspong met de Chr. Aftf. Ger., maar in 1839 elk haareigen weg gaande. De naam van de Geref. Kerken werd nu “De Christelijk Gereformeerde Kerk”.

In de tijd van de vervolgingen emigreerden vele afgescheidenen naar Amerika, maar daar zat niemand van onze familie bij. Over die emigratie schreef Donker in zijn scriptie:

 “Bij velen moet de gedachte zijn gerezen aan een spoedige ondergang. De in die tijd veel gehoorde kreet: “God heeft Nederland reeds verlaten”, moet in Herwijnen veel weerklank hebben gevonden. (68) Een zeker mysticisme was de “afgescheidenen” van Herwijnen niet vreemd. Als een kleine bedreigde minderheid, komt men er toe zichzelf te zien als het Uitverkoren Volk, zuchtend onder Farao’s slavernij. De schrijver van “Lotgevalle en Handelinge …” deinst er dan ook niet voor terug Dielis van Zanten –de plaatselijke leider der “afgescheiding”- “een andere Mozes” te noemen.”

 Maar ook onderling wisten de afgescheidenen elkaar goed de maat te nemen:

Uit de notulen van de kerkeraadsvergaderingen rijst het beeld van een kerkeraad, die de gedragingen van de individuele leden nauwgezet volgt. Het drinken van alcoholhoudende dranken, het bezoeken van een hervormde kerkdienst, een kermis of een café, het gebruiken van onwelvoeglijke taal, het spelen van het kaartspel en vele andere zaken, geeft aanleiding tot de strengste maatregelen. De positie van de slachtoffers die “afgesneden” werden, was extra precair: niet langer geaccepteerd in eigen kring en gehoond door de rest van het dorp! Bij velen moet toen het idee geboren zijn, dan ook maar naar de V.S. te verstrekken. Herhaaldelijk trof ik in mijn kaartsysteem van landverhuizers, namen aan van lieden, die getroffen waren door de strenge uitoefening van de kerkelijke tucht. Ook in de “notulen” wordt meerdere malen gewag gemaakt van lidmaten, die zich aan een behandeling van hun “geval” onttrokken hadden, door uit te wijken naar de V.S.

psalmboek in binnenvaart
psalmboek in de binnenvaart (ligt in het Noordelijk scheepvaartmuseum in Groningen)

Was het klimaat in de Chr. Gerf. Kerk aan de Lauriersgracht in de 20e eeuw, toen onze directe voorouders daarvan  deel uit maakten, veel anders?  Het hoogtepunt van de emigratie in Herwijnen was in 1847, maar niet alleen godsdienstige redenen zullen daarvan de oorzaak geweest zijn. Ook de aardappelziekte, die hele oogsten vernielden, zal daarin een rol gespeeld hebben. Over de economische situatie in Herwijnen gaan we  nu verder.

De economische toestand in Herwijnen 2e helft 19e eeuw

Velen trokken in de 19e eeuw van het platteland naar de grote steden in de hoop het daar wat beter te hebben. Gold dat ook voor onze familie? Zijn ze om economische redenen naar Amsterdam verhuisd? Al van het begin af aan leefden ze daar niet in armoe. Verkochten in de winkels die ze hadden ( zowel de Blommen als de van Dusseldorps) volksvoedsel nr. 1: aardappels. Ons zijn geen verhalen bekend over armoede onder onze familieleden toen ze nog allemaal in Herwijnen woonden. Voor zover we foto’s hebben krijg je de indruk dat ze redelijk welvarend leefden. Hoeveel schepen familieleden van ons hadden weten we nog niet. Evenmin of de boeren onder hen veel grond in eigendom hadden. Het hebben van een eigen schip was nog geen teken van rijkdom. Vele schippers waren straatarm.

Over de armoede waarin  een groot deel van de bevolking in de 19e en begin 20e eeuw leefde is inmiddels veel bekend. Armoe, honger, werkloosheid, slechte huisvesting, kindersterfte: het was er ook in Herwijnen. Weer uit de scriptie van Donker over Herwijnen omstreeks 1850:

Het is niet zonder reden, dat het gemeenteverslag over 1855 Herwijnen een “noodlijdende gemeente” noemt. Onderlinge twisten, aardappelziekte, bevolkingsdruk, hoge belastingen en wateroverlast doen de gemeente verarmen. Een ander verslag meldt, dat de toestand zorgelijk is “daar wij toch altijd 2/3 onzer bevolking moeten beschouwen als ten laste van het 1/3”. (144)

De ellende nergens zo groot als in Herwijnen. Aan noodlijdende worden wekelijks een kop paardebonen en 2 stuivers per hoofd uitgekeerd.  Zij aten er het moes van wilde koolzaad bij” schreef ds. Heldering in een ingezonden stuk in het Amsterdamse Handelsblad. (86) En zijn Herwijnse collega Naeff spreekt zelfs van “een reddeloze toestand”. (87) In een brief aan de Heer Gouverneur van Gelderland (88) schrijft hij: “Men kan over de diepe armoede en de algehele kwijnende staat van Herwijnen niet oordelen of men moet in de gemeente zelve wonen.” Toch tracht hij een indruk te geven: “De toestand in talloze hutten (…) gaat alle verbeelding te boven. Hutten (…), waar wind en regen van alle zijden een vrije speling heeft, en de naakte klei de eenige vloer is waarop men nederzit, in eene vochtige hoek ligt wat vunzig stroo met weinige lompen overdekt, en dat is de slaapstede voor vader en moeder naast een vijf of zestal kinderen tezamen, het hart breekt bij het aanschouwen van kinderen die reeds twee á drie jaar oud nog niet kunnen gaan of staan, die als lijkjes daar nederliggen. Wat men nog bezat is verkocht en verzet, tot zelfs de Bijbels toe die men meermalen gratis schonk, bijna allen haveloos en naakt”………..”Het ergst worden zij getroffen, die tot de “afgescheidenen” behoren. Verreweg de meeste hulp werd immers verstrekt door de kerkelijke diaconie. De burgemeester was echter van mening dat de diaconie van de Christelijke Afgescheiden Gemeente geen aanspraak kon maken op subsidie (112), zodat de “scheurmakers” over aanzienlijk minder financiële middelen beschikten. Ook de Koning en de “Heren” schonken hun bedragen alleen aan de Hervormde diaconie”.

Geleidelijk aan is het godsdienstig karakter ook bij de Herwijnse emigratie verloren gegaan en daarmee verliest het ook veel van zijn kenmerkende eigenschappen. Steeds minder is er sprake van groepsmigratie, steeds meer wordt het een individuele emigratie van lieden, die uit zijn op een verbetering van hun materiële positie.

Eén van de meest opvallende zaken is wel, dat na 1880 de emigratie niet met sprongen toeneemt. De landbouwcrisis is toch echt niet aan de Tielerwaard voorbij gegaan. Terwijl er geen uitbreiding van de werkgelegenheid plaats vond in de niet-agrarische sector, werd veel bouwland en grasland omgezet en ging men –zoals we reeds eerder zagen- over tot de verbouw van minder arbeid vereisende gewassen.

De godsdienstige motieven treden steeds meer op achtergrond, terwijl zuiver economische motieven daarvoor in de plaats treden. De specifieke Herwijnse kenmerken blijven echter lang nawerken. Zo blijft het percentage “afgescheidenen” onder de emigranten zeer hoog, ook na 1880. Ongetwijfeld zullen we dit toe moeten schrijven, aan het feit, dat er in vrijwel alle Herwijnse gereformeerde families een zekere emigratie-traditie was ontstaan. Brieven van familieleden uit Amerika gaven vaak aanleiding tot emigratie. Bovendien bleven de gereformeerden een minderheid vormen, wier positie bij de toen nog bestaande gespannen verhoudingen weinig aantrekkelijk was. Zelfs nu nog is de verhouding tussen gereformeerden en hervormden niet erg hartelijk.  (Noot: Donkers schrijft dit in 1966)

Maar onze families emigreerden niet, maar verruilden de Betuwe voor de Jordaan. we gaan nu verder op twee andere pagina’s van deze website:

  1. de pagina over Pieter Blom en Anna van Dusseldorp, onze directe (groot-)grootouders:https://deblommenfamilie.com/pieter-blom-en-anna-van-dusseldorp/ en
  2. de pagina over onze familie van voor 1900: https://deblommenfamilie.com/onze-familie-van-voor1900/


reageren: de