Op deze pagina: de oudste foto’s en het schippersleven
klik op de foto en je krijgt een vergroting te zien
Het probleem met de geschiedenis van onze voorouders, is dat zeker schippers niet schreven. Ze konden het ook niet. Kinderen voeren mee en gingen niet naar school. Er waren toen nog geen schippersinternaten. Men had geen huis aan de wal. Veel van onze familieleden zijn geboren in Herwijnen. Waar? Waarschijnlijk aan boord van hun schip. Over hun vaartochten moet het lukken om meer te weten te komen. Waar waren hun schepen geregistreerd? Waren ze de eigenaars?
Over hoe het leven aan boord van de schepen was, is in z’n algemeenheid wel veel bekend. En er zijn schilderijen en tekeningen. Laten we eens kijken naar een daarvan:
Dit is een schilderij van de Nederlandse impressionistische schilder Jongkind uit 1874 van Overschie, bij Rotterdam, waar hij toen woonde. Op de achtergrond zien we de kerktorens van Delft
Wat we hier zien is een tjalk in de rivier de Schie. Het zou bij wijze van spreken het schip van Pieter en Anna kunnen zijn. Hoewel: waarschijnlijker is het dat ze via de Hollandsche IJssel naar Amsterdam voeren. Waarom was de mast al naar beneden? Werden ze hier al getrokken? Vergelijken we dit schilderij eens met die ene foto die we van ze hebben liggend in de Prinsengracht te Amsterdam. Twee afbeeldingen uit dezelfde tijd. Ongetwijfeld allebei hun werkelijkheid. En ongetwijfeld zal het in de Schie net zo erg gestonken hebben als aan de Prinsengracht. Allebei open riolen, maar ook tegelijkertijd het drink- en waswater.
We gaan op zoek naar onze voorouders. Hun schepen, vaargebied, namen, havens, goederen.
OUDE FOTO’S VAN FAMILIELEDEN UIT HERWIJNEN, GEBOREN VOOR 1900
Van een aantal familieleden, die geboren zijn voor 1900 zijn foto’s bewaard gebleven. Veel daarvan staan op de website van een ver familielid van de Blommen, George de Fockert, foto’s van Fockert. Van families van de van Dusseldorps onderstaand foto’s. Rond 1850 ws het in Herwijnen nog bittere armoe. Onderstaande foto’s zijn van daarna en onze familieleden maken daarop geen armoedige indruk.
Ter toelichting daarop:
[ (over-) over-] grootvader Pieter Blom trouwde met Anna van Dusseldorp (geb. 1868)
> Anna was de dochter van Antonie van Dusseldorp (geb. 1845) en Dirkje Maas
> Antonie was de zoon van Koenraad Jakobs van Dusseldorp (geb. 1816) en Anneke Antonie van Zee
We gaan verder met één van hun kinderen: Antonie van Dusseldorp. Hij trouwde met Dirkje Maas en zij waren de ouders van onze [(over-)-over]grootmoeder Anna van Dusseldorp.
Van de andere kinderen van Antonie en Dirkje hebben we geen foto’s. Ook niet van Antonie zelf. Wel van hun dochter Maaike, die trouwde met Pieter Bijl
En van deze zus van Antonie, Maaike (geb. 1859) en haar echtgenoot Pieter Bijl(geb. 1856), die in 1880 trouwden, hebben we foto’s van een aantal van hun 14 kinderen. Vier daarvan werden Anneke genoemd en de laatste daarvan (geb. 1888) bleef in leven. Deze Anneke is dus een nicht van [(over-)over-]grootouders Anna van Dusseldorp en Pieter Blom en hun 5 kinderen.
Van deze Anneke en haar broers en zusters hebben we foto’s en die staan dus hieronder.
(om precies te weten hoe het in elkaar zit: ga naar de pagina met de stamboom van Van Dusseldorp en dan naar nr. 20 Maaike van Dusseldorp)
In een Statenbijbel uit 1766 (waarschijnlijk van Koenraad van Dusseldorp en Anneke van Zee) zijn door George de Fockert aantekeningen gevonden van de geboorte van Koenraad en zijn huwelijk met Anneke van Zee. Rechts in de bijbel zijn geboorte en op het volgend blad hun huwelijk en de geboorte van een aantal van hun kinderen (klik op de foto en hij wordt groter)
Van de blommenkant hebben we maar 3 oude foto’s kunnen vinden. Van twee voorouders, ouders van Anna van Dusseldorp en Pieter Blom vonden we in een oud album foto’s. Van één is duidelijk wie het is, want dat stond er bij. Maar die andere drie. Er staat in het album bij: “opoe Blom”. Dat opoe Blom met twee kinderen zou dan Aaltje van Zee moeten zijn, de moeder van Pieter Blom. Maar dat weten we niet zeker en ook niet wie de andere zijn die op de drie foto’s staan.
⇐ Later zijn we er achter gekomen dat dit een foto is omstreeks 1912 van de jonge Carel-Willem de Groot (geb 1909) , zoon van onze (over-) grootvader Carel Willem , die getrouwd was met Elisabeth van Kesteren
Het volgende onderdeel van de vroege geschiedenis van onze familie: het schippersleven
DE VIER GEBROEDERS
Van dit schip weten we inmiddels meer:
Liggers Scheepsmetingsdienst: Details over het schip Vier Gebroeders
Meetnummer: D897N | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
In de 19e eeuw werden binnenvaartschepen nog niet geregistreerd. Vandaar de meetdatum 1901. De eigenaar was dus waarschijnlijk de broer van (over-)grootvader Pieter Blom. Ook nog toen Pieter en Anna zich in Amsterdam gevestigd hadden. 100% zeker dat het schip eigendom van D. Blom was hebben we nog niet, omdat we er binnen de familie steeds vanuit gegaan zijn dat het schip eigendom was van de familie Van Dusseldorp. Maar de familie van Pieter, z’n broer Dirk, zijn de enige die schippers gebleven zijn. Zijn kleinkind Dicky Leeuwestein-Blom is nu nog steeds schipperse
Een paviljoen schip is een soort tjalk. een platbodem. Waarom het scheepstype zo heet vonden we in het boek “Fluiten geeft veel wind” uit 1977 van Gep Frederiks:
Zijn toelichting op het boek :
Naschrift
De schepen heb ik zeer nauwkeurig getekend naar bestaande exemplaren, modellen, constructietekeningen, oude afbeeldingen en dergelijke.
Om de karakteristieken van de schepen des te beter te laten uitkomen, zijn veelal overtolligheden in het lopend want weggelaten. Vandaar dat ze ook niet werkelijk zeilend zijn voorgesteld, omdat het typerende van romp en tuigage dan niet voldoende tot zijn recht zou komen.
De versjes onder de afbeeldingen zijn een keuze uit de opschriften die schippers aanbrachten op hun schepen. Het meest kwam deze schipper poëzie voor op de deurtjes van het roefje, op watervaatjes, op zijplankjes van de kooi en bij het roer onder de helmstok. Ze dateren bijna allemaal uit de 19e eeuw. Omdat hetzelfde rijm vaak op verschillende schepen in diverse varianten en spellingen voorkwam, zijn ze vrijwel alle weergegeven in de hedendaagse schrijfwijze.
G. P.
Een paar foto’s van dit type schip:
Hier op de rechter foto het kleine raampje van het roefje op een paviljoenschip. Het enige verblijf voor de bemanning, waar alles moest gebeuren: eten, slapen, enz. Complete gezinnen van soms wel 6-10 personen verbleven er. Zo ook bij onze familie. Soms sliep een knecht (meestal een jongen van zo’n 10,12 jaar) voorin waar in een hok de reserve zeilen, touwwerk en andere zaken waren opgeslagen. Alles gebeurde met hetzelfde rivier- of grachtenwater dat ook gebruikt werd om je behoefte in te doen en waar drinkwater en water om te wassen uit gehaald werd
.
In de Oude Haven van Rotterdam (een museum haven van oude schepen), ligt een paviljoenschuit zoals onze voorouders die hadden. Iets later gebouwd, want van staal. De Oude Haven is herbouwd door neef Piet Blom met o.a. de paalwoningen en “het potlood”.
Hieronder de ligging van dit schip in de Oude Haven, in combinatie met de paalwoningen van Piet Blom. Klik op de foto’s voor een vergroting:
We hebben foto’s kunnen maken binnen in het roefje. Nu onvoorstelbaar dat ze er met zoveel mensen in hebben kunnen leven:
In het buitenmuseum van het Zuiderzee museum in Enkhuizen liggen schepen die vergelijkbaar zijn met “onze Vier Gebroeders:
Het varen
De tocht van Herwijnen naar Amsterdam duurde dagen. Er kon niet altijd en overal gezeild worden. Voortbewegen kon op verschillende manieren:
- door tegen de wind in zeilend te kruisen, of voor de wind te varen
- door gebruikt te maken van de rivierstroming en eb- en vloedbewegingen
- als trekschuit. Meestal gebeurde dat met menskracht: moe en de kinderen trokken het schip voort met een tuig aan een touw lopend over het jaagpad. De schipper aan het roer. Dit gebeurde heel veel in de turfvaart. Zwaar werk door ondervoede mensen. Was je wat rijker dan kon je het schip laten voortrekken door een paard. Bij snelle trekschuiten die personen vervoerden gebeurde dat soms door 2 paarden. Het personenvervoer per trekschuit was in de 19e eeuw en daarvoor zeer omvangrijk. Zeker toen er speciale kanalen gegraven werden: de trekvaarten. Zo vertrok er bijv. elk uur een trekschuit vanaf het Damrak in Amsterdam naar Haarlem, maar ook naar veel andere steden en de Zuiderzee over naar o.a. Friesland.
- Door te bomen: dat is met een lange stok het schip voortduwen over de bodem. In de grachten van Amsterdam kon er natuurlijk niet gezeild worden tussen de huizen. Onze Vier Gebroeders had zo’n boom. Op het voorschip duidelijk aanwezig:Meer informatie over dat bomen en dan speciaal in de Amsterdamse grachten staat op de pagina met aanvullende foto’s en documenten
Toen Pieter en Anna van boord stapten, gingen trouwen en zich in Amsterdam vestigden was dat in een tijd, 2e helft 19e eeuw, waarin in de scheepvaart revolutionaire veranderen plaats vonden:
¤ stoom werd zeil ¤ hout werd staal
Herwijnen en de Waal midden 19e eeuw
Zoals er nu van de Waal naar Amsterdam gevaren kan worden was in de 19e eeuw niet mogelijk. Het Amsterdam-Rijnkanaal bestond nog niet, de Watergraafsmeer was nog niet ingepolderd, het IJsselmeer was nog Zuiderzee, enz.
Hier onder een beeld van West Nederland rond 1850. En om te zien hoe de Waal en Amsterdam toen echt waren: klik op de link http://www.topotijdreis.nl/ en ga naar 1850 en met de muisknop kan je inzoomen op Amsterdam en/ Herwijnen en vergelijk dat door dan te gaan naar onze tijd
Een idyllisch plaatje van het leven aan de rivier:
Maar dit was meer de werkelijkheid:
Dijkdoorbraak bij Woudrichem, januari 1809. Bij de watersnoodramp begin 1809 werden grote delen van het land getroffen door de watervloed, na een soortgelijke ramp een jaar eerder. Het gehele gebied tussen Rijn en Maas alsmede het gebied ten noorden van Geertruidenberg kwam onder water te staan evenals de streek tussen Maas en Waal en langs de IJssel. De hulpactie ten bate van de slachtoffers bracht binnen twee maanden ƒ833.000 op, naast allerlei hulpgoederen. Een dichtende tijdgenoot sprak van de ‘Stroomgod, die losgebroken uit zijn boeien vee en mensch verzwelgt met kolkend golfgebruisch’
Herwijnen en de rivier de Waal
Hoe werden de schepen geladen in Herwijnen en wat voor een rivier was de Waal?
Herwijnen had geen haven en de volgende beelden laten zien hoe het laden ging:
SPROOKJE OVER DE WAAL
Het verhaal gaat dat de Waal is ontstaan doordat twee reuzen, broers, lang geleden in Zwitserland zijn begonnen met het graven van de Rijn. 100 jaar later kwamen ze aan bij Lobith, waar ze ruzie kregen. De broers gingen ieder hun eigen weg. De jongere reus groef door aan de Rijn, de oudste schiep de Waal
Varen over de rivieren was vroeger geen simpele zaak. De Nederlandse grote rivieren kenden aan het begin van de 19e eeuw een aantal fundamentele onvolkomenheden, die oorzaak waren voor de verzanding en het ’s winters ontstaan van ijsdammen, waardoor het water werd opgestuwd en de dijken doorbraken. En dan de opbouw van het riviersysteem. Twee belangrijke fouten zaten daarin. Ten eerste de toestand van de Merwede. Zowel in de smalle geulen van de Biesbosch, als in de verzande Beneden Merwede traden snel ijsverstoppingen op die dijkdoorbraken veroorzaakten. Ook de scheepvaart op de stad Dordrecht werd ernstig bemoeilijkt. Vele malen was al getracht de Biesbosch af te sluiten, maar tevergeefs. De tweede fout in de opbouw van het riviersysteem was de gemeenschap van Waal en Maas bij Woudrichem en St.Andries. Al die onvolkomenheden droegen bij tot de vele overstromingen die het rivierengebied teisterden en tot de slechte bevaarbaarheid van de rivieren. Vroeger kwam het veel vaker voor dat rivieren bevroren. Als er ijsschotsen ontstonden was het gevaar dat de houten schepen door het ijs gekraakt werden. Zie de foto hieronder van onze vroegere nicht Ditje Bijl op de ijsschotsen in de Waal zit. Waar de schepen van onze voorouders bleven als er ijsvorming plaatsvond weten we niet. In ieder geval konden ze niet in Herwijnen overwinteren. Wel de bemanning, niet het schip.
DE VAARROUTE VAN HERWIJNEN NAAR AMSTERDAM
Onze voorouders hadden de keuze om via twee vaarroutes tussen Herwijnen en Amsterdam v.v. heen en weer te varen. Dat had te maken uiteraard met de bevaarbaarheid, maar was ook voorgeschreven vanwege tolheffing. dit waren de routes:
Een goede vaarverbinding door Holland, de zogenaamde route ‘binnen dunen’, kwam tot stand door het graven van een aantal nieuwe watergangen in de eerste helft van de 13de eeuw en de aanleg van enige sluizen (in dammen) omstreeks 1250. De aanleg van deze werken had ongetwijfeld van doen met het verbeteren van de afwatering in de veengebieden, maar resulteerde tevens in een belangrijke vaarweg dwars door Holland: vanaf Dordrecht, via de IJssel naar Gouda, dan over de Gouwe, de Woudwetering, het Braassemermeer, de Oude Wetering, het Leidse en Haarlemmermeer, over het Spaarne, langs Haarlem en via Spaarndam naar het IJ. Vanaf het IJ kon je verder naar de Zuiderzee. Het IJ was toen nog getijdewater omdat het in open verbinding stond met de Zuiderzee .
Een tweede, minder gebruikte route ging van Goud over de Aar naar de Amstel en zo naar Amsterdam. Schepen en handelswaar moesten dwars door Gouda, dat op de route lag, tussen IJssel en Gouwe. Het was een flessenhals met sluizen, wat voor oponthoud en vermoedelijk ook veel overslag dus bedrijvigheid in de haven van Gouda zorgde.
De Haarlemmermeer werd pas tussen 1848 en 1852 drooggelegd. En het Spaarne was toen nog een brede rivier, die via een aantal sluizen toegang gaf tot het IJ.
En zo kwam men dus op het IJ:
Het stadsarchief van Amsterdam heeft een aantal videovoorstellingen gemaakt over de groei van Amsterdam en dan met name het grachtenstelsel. Klik hier om de video’s te zien.
Tot zover wat wij weten over het schippersleven van one voorouders. Hoe zouden ze nu gevaren hebben?